- schaal
- {{schaal}}{{/term}}1 [verhoudingsmaatstaf; reeks van getallen] échelle 〈v.〉2 [muziek]gamme 〈v.〉3 [schotel] 〈ondiep〉 plat 〈m.〉; 〈diep〉 saladier 〈m.〉4 [m.b.t. eieren, noten] coque 〈v.〉5 [m.b.t. schaaldieren] carapace 〈v.〉♦voorbeelden:1 de schaal van Beaufort • l'échelle de Beaufort〈figuurlijk〉 op bescheiden schaal • modestementproductie op grote schaal • production à grande échellehij had op kleinere schaal moeten beginnen • il aurait dû voir moins grand〈figuurlijk〉 op ruime schaal • largementiets op verkleinde schaal tekenen • faire un dessin à échelle réduitevolgens een glijdende schaal • selon une échelle graduéeop schaal tekenen • faire un dessin à l'échelleschaal 4:1 • échelle 4/13 een schaal met fruit • une coupe de fruits¶ de schaal slaat door • la balance penche 〈ook figuurlijk〉
Deens-Russisch woordenboek. 2015.